Tekst

Jolanda

Kun je zelfstandig wonen als je van crisis naar crisis leeft?

Stel je voor, je bent eenenzeventig jaar en leeft al jaren van crisis naar crisis. Is het dan wel verantwoord om zelfstandig te blijven wonen? Dat heb ik me serieus afgevraagd bij meneer Verbeek. En ik niet alleen. Als ik hem vier jaar geleden leer kennen, gaat er geen week voorbij waarin ik niet word gebeld omdat hij dreigt een einde aan zijn leven te maken of ruzie maakt met iedereen in zijn omgeving. 

Het gaat goed tot de volgende crisis

Inmiddels ken ik hem en weet ik ongeveer waarom het steeds zo uit de hand loopt. Vanwege flinke schulden moet meneer Verbeek rondkomen van een heel klein budget. Hij krijgt wekelijks een bedrag waarvan hij moet leven. Als hij iets nodig heeft, zoals een nieuwe pyjama, moet hij dit aan zijn bewindvoerder vragen. Als deze ‘nee’ zegt, gaat het helemaal mis. Dat is voor veel mensen al moeilijk om te accepteren, maar voor meneer Verbeek die zelf boekhouder is geweest, is het extra lastig. Hij krijgt dan zoveel stress, dat hij niet meer kan slapen en denkt dat de hele wereld tegen hem is. Hij houdt zijn ambulante begeleiders buiten de deur, gaat schreeuwen tegen iedereen en dreigt voor de trein te springen. Als de situatie na ingrijpen van de crisisdienst weer wat rustiger is en hij de hulpverleners weer binnenlaat, gaat het goed. Tot de volgende crisis…

Zoveelste melding van een levensgevaarlijke situatie

Ik krijg ze in die tijd allemaal aan de telefoon: de huisarts, de wijkagent, zijn psychiater, medewerkers van de GGZ-crisisdienst, zijn bewindvoerder, de medewerker van de voedselbank, zijn buren. Ongelooflijk hoeveel mensen hij op zo’n moment weet te mobiliseren. Na de zoveelste melding dat hij in een levensgevaarlijke situatie verkeert, organiseer ik een groot overleg waarbij ik meneer Verbeek uitnodig en iedereen die zich zorgen maakt over hem. Om met elkaar te kijken hoe we deze negatieve spiraal kunnen doorbreken. 

Hij zegt dat hij nooit suïcide zal plegen

In het groot overleg zegt de huisarts dat hij denkt aan beschermd wonen omdat het fysiek steeds slechter gaat met meneer Verbeek. De psychiater wil dat we hem nog een kans geven, maar vindt ook dat hij beschermd moet wonen als het niet snel fysiek beter met hem gaat. Meneer Verbeek vindt het vooral heel erg dat hij het gevoel heeft dat niemand om hem geeft. Als we verder doorpraten, zegt hij dat hij wel dreigt met suïcide, maar dat hij het nooit zal doen. We maken de afspraak dat hij er geen opmerkingen meer over maakt. Natuurlijk mag hij het ons vertellen als het minder goed met hem gaat. Tot onze verbazing blijkt dat hij zich heel goed aan deze afspraak houdt. Er komt gaandeweg meer rust. Al blijft het nog steeds heel erg zwaar voor hem. 

Ik bespreek mijn twijfels

Ik vraag me steeds vaker af of het eigenlijk nog wel verantwoord is dat hij alleen woont. Want wat als het toch een keer helemaal verkeerd afloopt? En hoe houdbaar is dit voor de mensen in zijn omgeving? Ik besluit mijn twijfels met hem te bespreken. Bij hem op de bank vraag ik: ‘Wat heb jij nu nodig om meer rust te krijgen?’ Hij zegt: ‘Ik denk dat ik nog meer hulp nodig heb. Misschien gaat het beter als mijn hulpverleners meer uren bij mij thuiskomen.’ Ik zeg eerlijk tegen hem: ‘Ik ben bang dat dat niet gaat helpen, want zodra het misgaat, hou jij de deur dicht en wil je helemaal geen hulp. Dus ik zie niet wat meer uren dan voor verschil gaan maken.’ 

Hij is het ook zat

Ik voel zijn frustratie. Hij is het ook zat om zich steeds zo te voelen, om van crisis naar crisis te leven en ruzie te hebben met iedereen. Dan komen we op wat voor hem belangrijk is in het leven. Hij wil zo graag iets zinvols doen, zich weer nuttig voelen. En hij wil gewoon contact met andere mensen. Ik denk aan dagbesteding, maar er is wel een probleem. Verschillende organisaties kennen meneer Verbeek en willen hem geen hulp meer bieden. Maar nu hij zo duidelijk zegt hoe belangrijk dit voor hem is, ga ik toch proberen of ik iets kan regelen. Na heel veel telefoontjes, vind ik uiteindelijk een organisatie die hem een kans wil geven. Hij is superblij. 

Als ik een maand later ga kijken hoe het gaat, zie ik hem al kletsend koekjes uitdelen. Is dit meneer Verbeek? Hij oogt heel ontspannen. Als ik hem vraag hoe het gaat, zegt hij blij ‘Goed!’ en vertelt enthousiast dat hij Engels leert.

Weer zin in het leven

En het blijft gelukkig goed gaan. Soms belt hij me op om te vertellen dat hij heeft leren schilderen of mozaïeken. Hij krijgt kookles en leert voedzame maaltijden te maken van ingrediënten van de voedselbank. Zo lukt het hem om iets meer geld over te houden. Dat maakt hem trots. Hij heeft weer zin in het leven. Ook de politie en de huisarts zien dat het goed gaat en de buren ervaren minder overlast. Hij heeft steeds minder uren ambulante begeleiding nodig en heeft weer zin in het leven. Deze positieve ervaring heeft hem net dat duwtje gegeven om de negatieve spiraal weer de andere kant op te laten draaien. Wie had vier jaar geleden gedacht dat meneer Verbeek het zo goed zou redden alleen? Zo zie je maar, ieder mens heeft het nodig om zich nuttig en
gewaardeerd te voelen.