Tekst Marijke

Ik doe mijn werk, ook voor mevrouw Ahma

Net voordat ik wil aanbellen bij mijn laatste huisbezoek gaat mijn telefoon over. Het is de woningbouwvereniging. Ik was contactpersoon voor mevrouw Ahma en er is over haar een melding binnengekomen in verband met overlast. Van binnen zucht ik. Ik heb een half jaar geleden geprobeerd met haar in contact te komen. Haar toen proberen uit te leggen dat ze problemen krijgt als ze zoveel lawaai blijft maken. Maar op een bepaald moment deed ze de deur niet meer open en nam ze de telefoon niet meer op. De problemen waren toen niet zo groot dat we er veel mee konden, dus moest ik het dossier sluiten. 

Dat leg ik aan de dame van de woningbouwvereniging uit. We hebben geen betrokkenheid meer en dus kan ik er niet zomaar heen. Ik adviseer om een
melding bij Veilig Thuis te doen, want dat is de route bij dit soort zorgen. Snel ga ik naar binnen bij mijn afspraak, het is al drie minuten na de afgesproken tijd. 

Zit me toch niet lekker

Na het huisbezoek fiets ik naar huis en laat de dag door mijn hoofd gaan. Mijn gedachten blijven steeds hangen bij de situatie van mevrouw Ahma. Ze was niet altijd even realistisch en kon soms zomaar ineens heel boos op me worden. De wetenschap dat het met deze vrouw in onze wijk niet zo goed gaat en dat we daar dan niks aan doen, zit me toch niet lekker. Want als de signalen voor Veilig Thuis niet zorgelijk genoeg zijn om gedwongen iets te kunnen doen, dan doet niemand wat. 

Natuurlijk, als de problemen door blijven gaan, zal er uiteindelijk wel actie komen. Maar dat kan best nog een poosje duren. En dan is het meteen zo groot en wordt mevrouw Ahma in de tussentijd niet geholpen. Ik heb me netjes aan de werkafspraken gehouden, maar waarom voelt dit dan zo slecht? Ik krijg het er warm van. Dit voelt niet goed, want dit is niet waar ik mijn werk voor doe. Ik stap af en besluit om vanaf een afgelegen bankje mijn leidinggevende te bellen. 

Ze moet weten dat de woningbouw gebeld heeft 

Ik leg mijn leidinggevende de situatie uit. Formeel zijn we dan wel niet meer betrokken, maar we weten nu wel dat ze waarschijnlijk in de problemen zit. En zij kent ons. Wat is passend? Hoe veilig is het eigenlijk om gewoon op de stoep te staan? Ik vertel dat ik in het verleden weleens met de wijkagent langs ben gegaan vanwege de zorgen die er toen waren. Dat ging altijd prima. Hoe zou het zijn om dat gewoon nog eens een keer te doen? Ze kent mij en de wijkagent. We spreken af dat ik dat ga proberen. Maar mevrouw Ahma moet wel weten dat de woningbouwvereniging ons gebeld heeft. 

Na het overleg bel ik de woningbouwvereniging terug. Ik bied aan om toch bij mevrouw Ahma langs te gaan en de wijkagent mee te nemen zodat we kunnen zien hoe de situatie is en hoe het met haar gaat. Gelukkig heeft de betrokken sociaal beheerder al aan haar verteld dat zij ons heeft gebeld.  

We zijn er voor de mensen in de wijk

De woningbouwvereniging is blij met mijn telefoontje omdat ze zich echt zorgen maken en ik fiets opgelucht verder. We willen er zijn voor de mensen in de wijk en we werken samen om de mensen te bereiken die het (misschien) nodig hebben.